Voetboog
Voetboog
Boog met katrol om op te spannen
Een voetboog heeft een pees die opgespannen wordt door een windas (katrol) en op zijn plaats gehouden door een noot (ook wel tuimelaar genaamd) als de boog is gespannen en de pijl wordt geplaatst. De noot ligt aan het uiteinde van het pijlplatform, de glijbaan. Hij bestaat uit een cilindrisch stukje metaal of kunststof dat om een horizontale as dwars op de schietrichting draait, en waarin een keep is gemaakt waarin de pees kan rusten, terwijl aan de onderkant dan een richel is waar een staaf tegen aan drukt, die voorkomt dat de noot wegdraait en de pees lost. Deze blokkeerstaaf, wordt door een veer op zijn plaats gehouden en door de trekker over te halen vrijgemaakt. De noot heeft een groef in het midden waar de achterkant van de pijl in past, zodat het contact van de pees en de pijl bij het afschieten zo gelijkmatig mogelijk ontstaat. De pijl rust ook in een ondiepe gleuf op de glijbaan om hem zo consistent mogelijk te presenteren aan de pees. De gleuf speelt zelf eigenlijk geen rol bij het geleiden van de pijl.
DE
NORMEN WAARAAN
EEN
VOETBOOG MOET
VOLDOEN
!
AANPASSING
VAN HET REGLEMENT
op 13 april 2012.
Reglement schietspel of
gildefeest voor de voetboog
Het
houtwerk.
-
Het lichaam van de boog moet uit hout zijn
-
Het houten lichaam van de boog heeft een maximale lengte van
112,5 cm.
-
De totale lengte van de boog, dit wil zeggen met de
voetbeugel, bedraagt 120cm.
-
De breedte van het hout is +/- 40mm.
-
De hoogte gemeten van de slurf (handvat) tot de pijlbaan is
max. 22cm.
-
De zijplaten van de boog zijn vervaardigd uit staal of
non-ferrostaal.
-
De afstand van het schouderstuk (haak) of het laatste gat tot
het einde van de boog is max.15cm.
-
De boog moet een vaste pijlbaan hebben.
-
De kleur van de boog moet authentiek zijn, geen opvallende
kleuren vertonen.
De Lat.
-
De lat moet in staal zijn met als afmetingen 40x15x750mm. lang
of 50x12x750mm. lang.
-
Latten met segmenten zijn niet toegelaten
-
Lat mag op het einde geen wieltjes bevatten maar wel de
authentieke duimen.
Opspannen
van de voetboog.
-
Moet met een windas of win.
-
Op de opspanwijdte staat geen maat, deze is afhankelijk van de
hardheid van de lat.
Het slot.
-
De boog moet ten allen tijde uitgerust zijn met een notenslot,
een klepslot is niet toegelaten.
Vizier.
-
Het vizier is een niet industrieel product en wordt niet
aangekocht maar zelf gemaakt.
-
De waterpas staat bij het vizier, achter de noot.
-
Hulpstukken zoals een flap ( denk aan de karabijnschutters) is
niet toegelaten, men moet altijd met beide ogen kunnen zien.
-
Een afstandpunt van het vizier tot het gelaat is toegelaten
want dit bestond al in 1600.
De Pees.
-
Het garen van de pees en het koord van de trees mag in modern
materiaal zijn maar zeker niet in staal.
De
Pijl.
-
Het materiaal waaruit de pijl moet vervaardigd zijn is niet
vastgelegd.
-
De max. afmeting van de pijl is:
o
Doormeter max. 16mm.
o
De lengte +/- 55cm.
Opperkoningschieting.
De
bout.
-
Bouten voor de opperkoningschieting hebben een max. doormeter
van 27mm.
-
De bout moet een gelijkmatig verloop hebben (geen verdunning
en dan ineens dik)
-
Er mogen zich geen hulpstukken op de boog en de bout bevinden
( denk om nageltjes of iets dergelijk)
De
boog.
-
Er mag geen vizier op de boog aanwezig zijn.
-
Het inlegblokje van de pijlenbaan is vervangbaar. Maar:
o
De boog waarmede geschoten wordt is de zelfde als bij normale
verschijning tijdens het seizoen op kermisschietingen of dergelijk. Dus zeker
geen wipboog.(speciale bout geleiding)
o
Het vervang blokje moet een V blijven
o
Het blokje mag max.5 cm lang zijn en het moet de glijbaan
volgen.
Afstand
schietstand.
-
Het terrein voor de schieting wordt gecontroleerd door de
Opperkoning en de Opperdeken
-
In bijlagen de opstelling van de schietstand.
-
Het schieten gebeurt over een afstand van min. 70m. en max.
75m.binnen deze grenzen bepaalt iedere schutter zelf zijn of haar afstand.
-
De 70m. zal met een balk gemarkeerd worden, er zal zeker op
gezien worden dat zij of hij zich niet op of voorbij deze markering bevindt.
-
Er zal geschoten worden op een ringblazoen
o
De roos is wit en heeft een doormeter van 15cm. Deze telt voor
zes punten.
o
De volgende ringen worden geplaatst op 7,5cm. En tellen vanaf
de roos uit voor 5,4,3,2 en 1 punt
o
Het middelpunt van de roos wordt op 1 m. hoogte geplaatst.
o
Enkel de schutters van het zestal dat op dit moment aan het
schieten zijn mogen in het vak staan, andere mogen enkel achter de dranghekken
staan.
Kledij
van de schutters.
-
Daar het schieten een gildemanifestatie is moeten onze
gildeschutters zich verplicht in gildekledij aanmelden.
-
De opperkoning of opperdeken zullen in samenspraak melden of
deze tijdens het schieten moet gedragen worden.
-
De gildekledij voor onze schutters bestaat uit:
o
De Kiel
o
Rode of blauwe halsdoek met bollen. Deze moet tijdens het
schieten wel gedragen worden
o
De faas, deze moet tijden het schieten niet gedragen worden.
o
Wit of licht blauw hemd
o
Zwarte lange broek.
o
Bij voorkeur zwarte schoenen.(geen opvallende sportschoenen)
o
Voor de gildezusters die deelnemen aan het schietspel dragen
hun normale gildekledij.
-
Enkel de schutters van St. Jorisgilde Brecht zijn hiervan
weerhouden daar zij een andere gildekledij hebben.
-
De opperkoning en opperdeken zullen hierop letten, zij die
niet in orde zijn kunnen weerhouden worden
-
De schutter die de rozenprijs wint, zal zijn prijs in
gildekledij afhalen.
Verloop
van de schieting.
-
Elke deelnemer moet zijn gildepas kunnen voorleggen.
-
De schutters bieden zich vanaf 13.30h aan bij de opperkoning
of opperdeken.
-
De eerste schutters starten om 14h.
-
Een deelnemende gilde bestaat uit zes schutters
-
De rangorde van de schieting wordt bepaald door loting.
-
Men mag als aspirant gildebroeder of gildezuster reeds
deelnemen als men de leeftijd van 14 jaar heeft.
-
Elke deelnemer betaald voor aanvang 2€ voor de
pijlendragers, elke deelnemende gilde betaald 2 consumpties voor de
pijlentrekkers.
-
Elke schutter krijgt 4 niet verplichte proefschoten en 6
tellende schoten.
-
Een begonnen doorgang dient te worden uitgeschoten, behoudens
bij vastgesteld en controleerbaar defect of bij regen.
-
Voor een pijl die op de scheiding van 2 ringen zit wordt het
hoogste getal gegeven, wanneer de afbakeningslijn door de pijl gebroken is,
wordt het hoogste getal gegeven.
-
De toestand van allen aanwezige bogen moet door de opperkoning
worden gecontroleerd voor aanvang van de schieting. Deze controle houdt enkel in
om na te gaan of alle wapens reglementair in orde zijn.
-
Wanneer een breuk aan boog of pijl zich voordoet, beslissen de
aanwezige Koningen van de voetbooggilden over de gegrondheid. Bij gelijkheid van
stemmen is de stem van de opperkoning, of bij afwezigheid deze van de
opperdeken.
o
Defecten welke geen
recht geven op twee extra proefschoten,
§
Defecte trees, men wordt geacht met een wapen aan te treden
dat volledig in orde is.
§
Slechte kwaliteit van het eigen wapen
§
Onregelmatig schieten (hoog/laag – links/rechts)
§
Te weinig kracht
§
Loskomen van de lat
§
Defect aan vizier en waterpas
§
Ongecontroleerd afgaan van het wapen.
o
Defecten welke wel
recht geven op 2 proefschoten,
§
Breuk van de lat
§
Breuk van het slot
§
Breuk van de pijl, enkel wanneer deze gebroken pijl de ½ van
het parcours heeft overschreden of gebroken uit het doel wordt getrokken.
§
Ontbreken van de pijlpunt, wanneer bij het uittrekken van de
pijl de punt blijft zitten.
§
Schade aan de pluimen, wanneer blijkt dat de pijlen te diep in
het doel zijn gedrongen en hierdoor de pijltrekkers pijlen hebben moeten
beschadigen.
-
Schutters welke problemen ondervinden en denken dat zij recht
hebben op 2 extra proefschoten, moeten zich met hun wapen of pijl melden aan de
tafel der verantwoordelijken. Deze zullen zich hierover uitspreken, dit in
samenspraak met de verantwoordelijken van de andere gilden.
-
Bij het uitvallen van een pijl uit het doel wordt er een nieuw
schot gegeven, ook al heeft de pijlentrekker gezien in welke ring hij ook ging.
-
De Opperkoning en Opperdeken hebben bij problemen of
discussies het laatste woord.
Uitmaken
van de schieting.
-
De Opperkoning zal de schieting in goede banen leiden.
-
De Opperkoning of de Opperdeken noteren de geschoten punten
van elke schutter.
-
Zij mogen bijgestaan worden door een afgevaardigde van het
gilde welke de wintervergadering van de voetbooggilden hebben georganiseerd.
-
Na de zes tellende schoten worden de punten van elke schutter
opgeteld en nadien de punten van de zes schutters van elke gilde.
-
De gilde met de meeste punten wint het schietspel, bij
gelijkheid telt het aantal rozen van de gilden. Indien nog gelijk het laatst
tellende schot over de zes schutters van de winnende gilden. ( Dus de zes
tellende van de ene winnende gilde samen en de zes tellende schutters van de
andere winnende gilde samen, de gilde die hierbij de meeste punten heeft wint
dan het schietspel.)
-
De schutter met de meeste rozen wint de rozenprijs. Bij
gelijkheid van de rozen wint diegene die het hoogst aantal punten heeft
geschoten. Bij gelijkheid van het getal telt de laatste roos, de voorlaatste
roos, enz.. Indien nog gelijk telt het afschot.
Opgemaakt
en goedgekeurd door de Hoofdmannen en Koningen van de voetbooggilden op 13 april
2012.
Voorakkoord:
Opperkoning:
Opperdeken:
Van
Looveren Kris.
De Block Ronny.
St.
Jorisgilde Nieuwmoer:
St. Jorisgilde Brecht:
Hoofdman:
Mertens G.
Hoofdman: Hendrix G.
Koning:
Uytdewilligen Cis
Koning: Van Looveren K.
St.
Jorisgilde St. Job:
Onze Lieve Vrouwgilde Kalmthout:
Hoofdman:
Van Dijck Remi.
Hoofdman: Meeusen Eric.
Koning: de Greef
M.
Koning: Kirchner Dieter.
St.
Andriesgilde Wildert:
Hoofdman:
De Block R.
Koning:
Zagers W.