In 1642 is er in de Kalmthoutse O.L.Vrouwgilde een eigenaardig ongeval gebeurd.

 

 

Met oktoberkermis hadden de gildebroeders hun hoofdman, schout Jan Nouwen, uitgehaald en, in de gildekamer bij Jan Stevens in het dorp aangekomen, hadden zij hun geweer op de gebruikelijke plaats opgehangen, nadat zij het buitenhuis hadden afgeschoten, wat niet belette dat het roer van Gerart Cornelis Hendrickx toch afging met het gevolg dat Hendrick Cornelis Lenaerts, die daar juist onder zat, dodelijk werd getroffen. Blijkens de verklaring der getuigen had Gerart evenals de andere gildebroeders op straat wel degelijk de haan van zijn geweer afgetrokken, maar zij hadden ook bestatigd dat het ketste of, zoals zij zegden, dat het foutte. Zonder nochtans de haan opnieuw over te halen voor een nieuwe poging, had hij het aan de muur gehangen en was het toch door een onbekende oorzaak afgegaan en werd Gerart onvrijwillig de doodsoorzaak van één zijner gildebroeders.

Wat ten huize van Jan Stevens was voorgevallen, was niet anders dan een ongeluk uit onvoorzichtigheid voortgesproten. Al hadden beide partijen zich reeds verzoend, toch veroordeelde de vierschaar de dader tot de volgende verplichtingen:

  1. Gerart zal moeten instaan voor de uitvaartkosten e.z.m. en daartoe binnen de veertien dagen honderdveertien carolus-gulden uitbetalen aan de naaste familieleden van de overledene.
  2. Hij zal gehouden zijn buitendien nog vijftien zielmissen voor deze laatste te laten opdragen.
  3. Hij zal zes gulden schenken aan “den armen”.
  4. Bovendien zal hij nog achtien gulden betalen voor de versiering van het O.L.Vrouwaltaar, het gildealtaar, in de kerk van Kalmthout.
  5. Ten slotte zal ook het gelag in’t vergaderen der vierschaar te zijnen laste vallen.

 

Dat Gerart prompt aan de hem opgelegde verplichtingen voldeed, bewijst de inhoud der kwijting nog in het gemeente-archief voorhanden.